Blijf dromen

‘Zoiets zou ik nooit doen. Ik ken mijn plaats,’ zei de moeder van mijn vriendinnetje waar ik logeerde. We keken naar TopPop waar Penney de Jager vol overgave aan het dansen was. De moeder vertelde dat ze altijd dol was op dansen, maar nu nooit naar een disco zou gaan. Ze zou zich op haar leeftijd echt niet voor gek gaan zetten. Mijn vriendinnetjes moeder moet toen eind dertig zijn geweest.
Als tienjarig meisje vond ik het al vreemd dat ze dat zei. Is je leven dan al zo snel voorbij? Mag of kan je na een bepaalde leeftijd niet alles meer doen wat je leuk vindt? Dat leek me een heel saai vooruitzicht.

Vorige week werd ik zevenenvijftig. Op papier vind ik dat al behoorlijk oud klinken. Ik merk aan mezelf en andere leeftijdsgenoten dat je op een gegeven moment nou niet bepaald van de daken wil schreeuwen wat je leeftijd is. Ik heb het gevoel dat zodra ik dat doe mezelf in een hokje duw. Een hokje waarin je jezelf beperkt omdat ‘het niet meer gepast is’.  Er is zelfs een naam voor: Ageism.

Maar waarom eigenlijk? Ieder levensjaar dat je in gezondheid mag optellen aan je leeftijd is een geweldig geschenk. Elk jaar draagt bij aan inzicht, ervaringen, leermomenten, verwondering, verlangens, want ja die blijven zich altijd aandienen.

Op mijn vijfenveertigste besloot ik een carrière switch te maken en begon aan een opleiding tot yogadocent. Yogales geven doe ik met zoveel plezier dat ik het een prima gedachte vind om dit tot mijn tachtigste te blijven doen.

Ik vind het heerlijk en heel inspirerend om verhalen te horen van mensen die al veel ouder zijn dan ik, die iets zijn gaan doen waar ze blij van worden. Bijvoorbeeld Betty Goedhart, zij besloot als zeventiger om trapeze-artiest te worden of Helena Schargel die op haar eenentachtigste als lingeriemodel laat zien dat je dan nog steeds super sexy bent. En niet in de laatste plaats mijn eigen moeder die – toen ze met pensioen ging-  een keramiekopleiding ging volgen en nu prachtige sculpturen maakt.

Ik gun het de moeder van mijn vriendinnetje dat ze haar beperkende gedachte heeft kunnen loslaten en als een Penney de Jager zich is gaan uitleven op de dansvloer.

Blijf dromen. Dans, verf je haar roze, schrijf een boek, ga schilderen, leer op je hoofd staan, doe dat waar je blij van wordt.

Kortsluiting

Iedere maandagavond at mijn oom bij ons thuis. Hij was net gescheiden en woonde sinds kort alleen. Meestal at hij zwijgzaam zijn eten op en als hij iets vertelde, glimlachte hij daarbij, ook als het helemaal niet iets grappigs of leuks was. Dat gaf hem iets droevigs vond ik. Op een van deze avonden voelde ik me niet lekker, het eten smaakte me niet en mijn hoofd leek steeds harder te gaan bonken.  
‘Kindje wat zie je bleek,’ zei mijn moeder toen ze me lusteloos met mijn vork zag prikken in mijn inmiddels koud geworden zuurkoolstamppot. Ik zei dat mijn hoofd weer zo bonsde. Migraine legde mijn moeder uit aan mijn oom, ik zou het van haar geërfd hebben. Mijn oom keek me aan met zijn droevig glimlachende ogen en zei dat hij daarop wel iets wist. Ik moest gaan liggen op het Perzisch tapijt in de huiskamer, hij knielde naast me neer en legde zijn grote hand op mijn voorhoofd. Zijn hand voelde prettig koel, hij gaf steeds meer druk en dat leek het gebonk in mijn hoofd tot zwijgen te brengen. Zodra hij zijn hand van mijn voorhoofd haalde kwam de pijn weer terug. Omdat mijn oom natuurlijk niet de hele avond zo met zijn hand op mijn hoofd kon blijven zitten, bracht mijn moeder me naar bed, vroeger dan anders, wat ik zonder te sputteren accepteerde want ik wenste inmiddels niets anders dan duisternis. 

Het bleef terugkomen, op de meest onverwachte momenten, het bedierf een logeerpartij waarop ik me vreselijk had verheugd. Het leek alsof mijn hoofd een machinerie was waarin ineens een verkeerde verbinding werd gemaakt. Ik probeerde het te negeren, in de hoop dat het vanzelf weer weg zou gaan, maar de kortsluiting was al gemaakt. Het vriendinnetje bij wie ik was, opende het raam van haar zolderkamer. ‘Frisse lucht gaat je misschien helpen’, zei ze lief. We hingen zo even zwijgzaam uit het dakraam, maar het gehoopte effect bleef uit en ik eindigde die avond weer in mijn eigen bed. 

Als drieëntwintigjarige ontdekte ik yoga en was ik na de eerste les helemaal enthousiast. Ik voelde meteen aan dat ik dit nodig had als zoekende twintiger die net in de grote stad woonde. Over deze kennismaking met yoga zal ik je een andere keer uitgebreider vertellen. Yoga werd mijn reddingsboei in mijn -toen behoorlijk- hectische leven.  

De yogajuf vond ik geweldig, ze had humor, legde alles heel gedegen en helder uit, ze bleek veel ouder te zijn dan ik dacht en leek ook nog eens oneindig lenig. Kortom ze was onfeilbaar in mijn ogen.  

Mijn kinderen waren nog jong, ik had ze naar school gebracht en ik fietste naar de wekelijkse yogales bij mijn favoriete juf. Dat uur was me heilig. Na ongeveer tien minuten leek ineens het licht te scherp en de geluiden te hard te worden en iedere beweging maakte me misselijker. Ik deed iets wat ik nog nooit eerder had gedaan, ik stopte, legde een beetje schutterig uit dat ik me niet lekker voelde.  Ze opperde nog optimistisch om dan juist te blijven en dat ik me daardoor misschien beter zou gaan voelen. In een andere gemoedstoestand zou dat zeker het geval zijn geweest, want ik voelde me altijd als herboren na haar les. Alleen nu was toch echt de enige optie mij terug te trekken, de duisternis en de stilte in. Ik was helaas niet onfeilbaar. 

Jaren later, toen ikzelf begonnen was met de yogadocentenopleiding sprak ik een gemeenschappelijke kennis van de juf en mij. Ik weet niet meer wat de aanleiding was maar hij vertelde me dat zij regelmatig last had van migraine en tijdens zo’n aanval dagen ziek in bed lag. Ik keek hem verrast aan, mijn bovennatuurlijke juf bleek dus toch een gewoon mens. Na dat gesprek dacht ik er nog over na. Waarom nam ik eigenlijk aan dat ze perfect was en waarom verwachtte ik dat van mijzelf? Een zogenaamde tegenslag of tekortkoming helpt je juist om je verder te ontwikkelen, het nodigt je uit je empathisch vermogen te verdiepen. 

Gelukkig weet ik steeds beter hoe ik zo’n aanval voor kan zijn, een glas rode wijn drinken is bijvoorbeeld een no go ben ik achter gekomen. Maar de oorzaak kan ook liggen in iets wat ik zelf niet in de hand heb zoals een plotselinge weersverandering. Met stelligheid durf ik wel te beweren dat mijn dagelijkse yogabeoefening ervoor zorgt dat de aanvallen veel minder zijn geworden.  

En ineens, na een jarenlange afwezigheid, diende het zich toch weer aan, twee volle dagen heb ik in duisternis doorgebracht. Mijn lief sloop af en toe stilletjes de slaapkamer binnen om erop toe te zien dat ik in ieder geval genoeg water dronk en wanneer het moment er weer zou zijn dat ik iets kon eten. De week daarvoor was mijn oom plotseling overleden. Ondanks de strenge coronamaatregelen was het een mooi afscheid geweest met veel verhalen over hoe hij in al zijn eenvoud zijn liefde wist te uiten. Als vanzelf druk ik mijn hand weer stevig op mijn voorhoofd, het helpt lieve oom.