Zingen

 

Iedereen kan zingen, vertelde een zangeres mij ooit, schroom houdt ons tegen.’ Als kind zong ik inderdaad, zonder last van enige gêne. Ik had zelfs een solo in de musical De groene mannetjes van Mars in de derde klas van de basisschool. Of het nou zo prachtig klonk dat weet ik niet, maar ik deed het en met veel plezier. 

Het schooljaar daarop was meester Siebelink mijn schoolmeesterHij leek op een oude, vriendelijke uil, hij droeg een grote bril met ronde, vettige glazen die zijn ogen vergrootten en zijn haar leek vastgeplakt op zijn hoofd. Meester Siebelink had zijn hele werkzame leven voor de klas gestaan en na dit schooljaar zou hij met pensioen gaanWaarschijnlijk had hij zich voorgenomen om met deze klas voornamelijk te doen wat hij het allerleukste vond en dat was zingen. Taal en rekenen waren een beetje bijzaak geworden.  ’s Ochtends begonnen we met zingen en dat deden we ’s middags na de pauze ook. Iedere schooldag. 

Hij leerde ons liedjes zoals Al die willen te kaap’ren varen en De scheresliepToen al hele ouderwetse liedjes waarvan de inhoud ons grotendeels ontging. Met een stemvork zorgde hij voor de juiste toonhoogte, we leerden alle coupletten uit ons hoofd. De klas werd in vier groepen verdeeld en met veel geduld slaagde hij erin ons in canon te laten zingen. In mijn herinnering was dat het meest harmonieuze jaar van de basisschool. Ik ben ervan overtuigd dat het door dat vele zingen kwam. Ik vond het rustgevend en het gaf een gevoel van verbondenheid. Er zaten pestjongens in de klas, beste vriendinnetjes, baasspeelsters, herrieschoppers, dromers en meelopersMaar die rollen vielen allemaal weg als we samen zongen. Onze stemmen vormden een harmonieus geheel, iets wat groter leek dan onszelf. Achteraf gezien was meester Siebelink super mindful bezig.  Daarna ben ik het verloren, dat onbevangen zingen. 

Mijn vader riep een keer uit dat ik vals zong toen ik uit volle borst meezong terwijl hij gitaar speelde in de huiskamer. Ik was totaal perplex, kon dat dan, vals zingen?  Voortaan keek ik wel beter uit om me zo te laten gaan. De puberteit was inmiddels al in volle gang en ik voelde me heel ongemakkelijk met zo’n beetje alles, mijn uiterlijk, mijn eigen stem. Zingen deed ik alleen nog afgezonderd in mijn kamer of onder de douche als ik zeker wist dat niemand mij hoorde. 

Als twintiger zong ik nog een paar keer een liedje in een theatervoorstelling. Maar om te zeggen dat ik het met plezier deed, nee, niet echt.  

Wat me wel altijd goed afging waren slaapliedjes. Tijdens het backpacken door Thailand ontmoette ik twee jongens uit Oostenrijk. We reden samen met de trein naar Chiang Mai. We zaten opgekruld op de banken van de trein toen het begon te schemeren en een van de jongens me vroeg iets te zingen in mijn eigen taal. Ik neuriede zachtjes het liedje Een karretje op de zandweg reed dat mijn moeder altijd voor me zong, hij legde zijn hoofd op mijn schoot en toen ik stopte vroeg hij me door te gaan. Later heb ik nog eindeloos mijn kinderen in slaap gezongen. Zo’n beetje half neuriën, half zingen.  

Had die zangeres gelijk? Kan iedereen zingen? En is het gewoon een kwestie van doen? Ergens in de loop van het leven is het verdwenen, ver buiten mijn aandachtsveld. Op die slaapliedjes na dan. 

En daar was het opeens weer. In het derde jaar van de yogaopleiding stond er Mantra zingen op het programma. Ik had er geen verwachting van en er ook niet speciaal heel veel zin in eerlijk gezegd. Maar ik ging braaf zitten op mijn mat en wachtte wat er kome ging. De docent deelde de teksten uit. Ze zong de melodie van de mantra voor en begeleidde zichzelf met haar gitaar. Daarna mochten we met haar meezingen. De tekst was vrij eenvoudig en werd keer op keer herhaald. De woorden waren in het Sanskriet en ondanks dat ik de betekenis er niet van kende, leek ik ze wel te voelen. Het tekstblaadje had ik op een gegeven moment niet meer nodig. Ik zong met mijn ogen dicht, ging mee met de klank. Er waren geen individuele stemmen meer, er was een geheel. Ik was een stukje van dat geheel, ik werd erin meegenomen, erin opgetild. De klank van mijn stem, van alle stemmen tezamen leek in mijn hele lichaam te vibreren. Ik voelde tranen over mijn wangen stromen.  Was ik verdrietig? Nee, het voelde alsof ik iets dierbaars teruggevonden had wat ik in de vierde klas van de basisschool had achtergelaten.